Nederland is tussen 2018 en 2020 minder primaire biotische grondstoffen gaan gebruiken, maar dit is niet structureel en slechts 6 procent van de bedrijven is circulair, zo schrijft het Planbureau voor de Leefomgeving.
Met de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) geeft het PBL elke twee jaar een overzicht van de stand van zaken van de gewenste transitie naar een circulaire economie in Nederland. Uit de rapportage voor dit jaar blijkt onder meer dat het gebruik van materiële hulpbronnen in Nederland en elders in de productieketen tussen 2018 en 2020 is afgenomen. Dit kwam vooral door de lockdown periode tijdens COVID-19. Daardoor namen het woon-werkverkeer en het vliegverkeer af en daarmee ook het gebruik van fossiele energiedragers. “Deze daling is echter geen structureel verschijnsel en er is geen duidelijke daling te zien voor het gebruik van mineralen en metalen”, aldus het PBL.
Transitie blijft traag
Ook is er geen merkbare versnelling in de transitie naar een circulaire economie in Nederland. “Circulaire bedrijven vormen nog steeds niet meer dan ongeveer 6 procent van het totaal aantal Nederlandse bedrijven, en de financiële ondersteuning van circulaire activiteiten is al jaren constant, met ongeveer 10 procent van de totale ondersteuning uit de onderzochte regelingen”, schrijft het PBL. “Veel circulaire initiatieven bevinden zich nog in een vroege fase, zonder veel opschalings- of doorbraakactiviteiten. Een substantiële marktvraag naar en aanbod van circulaire producten en diensten ontbreekt vooralsnog.”
De Nederlandse overheid wil een volledig circulaire economie in 2050 en een halvering van het gebruik van primaire abiotische grondstoffen in 2030. Monitoring wordt daarbij gezien als een belangrijk middel om de voortgang van de transitie te volgen. De rapportage is bedoeld als kennisbasis voor het maatschappelijke en politieke debat over de transitie naar een circulaire economie.
De informatie in de ICER betreft zowel de fysieke trends in het Nederlandse grondstoffengebruik, de effecten daarvan op het milieu en de voorzieningszekerheid, als de activiteiten die bedrijven, burgers en overheden ondernemen om de transitie te versnellen. De transitie naar een circulaire economie is volgens het PBL gericht op het efficiënter en in radicaal kleinere hoeveelheden gebruiken van materiële hulpbronnen. “Een focus op meer circulair gebruik van materiële hulpbronnen, materialen en producten kan de negatieve milieueffecten, zoals klimaatverandering, milieuvervuiling en biodiversiteitsverlies, en de leveringsrisico’s verminderen.”
Om de voortgang van het transitieproces te volgen kijken we naar de activiteiten die verschillende stakeholders in de samenleving ondernemen om hun productie- en consumptieprocessen meer circulair te maken en naar de middelen die zij daarvoor inzetten.