Over iets minder dan twee en een half jaar, tegen het einde van 2026, krijgt de Europese consument meer mogelijkheden om hun elektronische apparaten te laten repareren. Deze ontwikkeling is het gevolg van de nieuwe wet, genaamd Right to Repair, die in maart 2024 door de EU werd aangenomen.
Elektronisch afval groeit snel in Europa, met meer dan 35 miljoen ton in 2022, waarvan slechts 40% werd gerecycled. Recente wetgeving verplicht dat producten eerst worden gerepareerd indien mogelijk, voordat ze worden vervangen. Maar wat gebeurt er in de tussentijd totdat deze wet van kracht is? En zal deze nieuwe richtlijn daadwerkelijk leiden tot minder vervangen en meer reparaties?
Europese wet is eerste stap in de goede richting
Alleen al in Nederland produceert elke inwoner volgens de VN ongeveer jaarlijks ongeveer 22,1 kilo elektronisch afval, waarvan veel hergebruikt had kunnen worden. Als we op deze manier doorgaan, zal er tussen nu en het moment dat deze wet over 2,5 jaar van kracht wordt, een duizelingwekkende hoeveelheid e-waste ontstaan.
De nieuwe Europese wet brengt weinig veranderingen aan in de keuzemogelijkheden wanneer een product defect is, maar ik hoop dat fabrikanten vaker verantwoordelijk zullen worden gehouden voor de wegwerpcultuur, doordat consumenten producten kunnen laten repareren. Moeten we, voordat het zover is, blijven wachten op de EU en in de tussentijd kapotte smartphones en tablets blijven weggooien? Wat kan er worden opgelost door wetgeving en hoeveel van het probleem heeft te maken met de mentaliteit en het bewustzijn van de consument? Daar moeten we ons meer op richten.
Voorlichting nodig voor mentaliteitsverandering
Nederland legde in 2016 als een van de eerste landen ter wereld zijn ambitie voor een circulaire economie vast in beleid, met het Rijksbrede programma ‘Nederland Circulair in 2050’. Met het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 wordt nog een stap gezet op weg naar een circulaire economie. En waar het beleid zich voorheen vooral richtte op de achterkant van de keten, neemt Nederland nu meer maatregelen in de ontwerp-, fabricage- en gebruiksfasen en houdt daarin al rekening met mogelijke reparatie, waardoor dit wordt bevorderd.
Maar ik denk dat er meer kan worden gedaan om reparatie te bevorderen, bijvoorbeeld door middel van voorlichting en campagnes de mentaliteit van consumenten te veranderen en hun bewustzijn te vergroten. Dit is naar mijn mening onvermijdelijk als de Right to Repair-wetgeving echt een verschil wil maken. Consumenten moeten weten dat het verstandig is om kapotte smartphones of tablets te laten repareren, in plaats van ze weg te gooien of op zolder te laten liggen.
De overheid kan consumenten op de hoogte brengen van deze reparatiemogelijkheden, welke prijs redelijk is en dat ze informatie krijgen over de termijnen waarbinnen ze hun producten terugkrijgen. Als reparatie geen optie is, moeten consumenten de keuze krijgen om hun product te vervangen door een soortgelijk, mogelijk refurbished, product. De nieuwe wetgeving biedt deze mogelijkheid in de nabije toekomst.
Van wegwerpcultuur naar reparatiecultuur
Om dit te realiseren, is er ook meer samenwerking nodig tussen alle spelers in het productieproces, van fabrikanten tot retailers, om een goed functionerende infrastructuur te garanderen. We moeten ervoor waken dat de nieuwe wetgeving niet slechts een kanttekening wordt en dat consumenten door het gebrek aan informatie terughoudend blijven. Om daadwerkelijk impact te hebben, moeten we zorgen dat het belang van duurzaam en circulair gebruik van elektronica focus is en de nieuwe norm wordt. Alleen op deze manier kunnen we er voor zorgen dat, zodra de wetgeving over twee en een half jaar van kracht is, ook de consument er klaar voor is om deze daadwerkelijk na te leven.
Door Claire Darmon, Hoofd Public Affairs Europa bij Swappie